‘Wat worden er tegenwoordig een obligaties gestolen!’ zei ik op een ochtend, toen ik aan het ontbijt de krant had zitten lezen. ‘Laten we de criminologie eraan geven en het maar eens met de misdaad proberen!’
‘Je wou graag in één klap binnen zijn, mon ami?’
‘Nou, lees maar eens over deze laatste coup. De bank van Londen en Schotland heeft voor een waarde van één miljoen dollar aan Vrijheidsobligaties aan boord van de Olympia naar New York gezonden en die zijn nota bene aan boord op miraculeuze wijze verdwenen!’
‘Als ik niet zo’n last had van mijn mal de mer,’ antwoordde Poirot wat dromerig, ‘dan zou ik dolgraag zo’n reisje maken op een van de grote lijnboten.’
‘Nou, ik ook!’ stemde ik geestdriftig in. ‘Sommige moeten complete droompaleizen zijn, met zwembaden, restaurants, winkels, bars, palmtuinen… je kunt vast bijna niet geloven dat je op zee bent.’
‘Nou, ik voel anders altijd wel dat ik op zee ben!’ riep Poirot. Trouwens, die onbenulligheden die jij daar opnoemt doen me niets. Maar ik geloof dat ik op die droompaleizen, zoals jij ze noemt, juist in contact zou komen met de élite > elite(nl) of curs élite(fr), de haute noblesse van de wereld van de misdaad.’
Ik moest lachen. ‘Verklaart dát jouw geestdrift? Jij had dolgraag de degens willen kruisen met die kerel die al die obligaties heeft gestolen?’
Op dat moment kwam onze hospita ons storen.
‘Hier is een jongedame die u graag wou > wil? spreken, monsieur Poirot. Hier is haar kaartje.’
Het kaartje vermeldde: Juffrouw Esmée Farquhar. Nadat Poirot een duik onder de tafel had genomen om een verdwaald broodkruimeltje op te rapen, dat hij vervolgens zorgvuldig in de prullenmand deponeerde, gaf hij de hospita een knikje dat ze haar binnen kon laten.
Geen minuut later betrad een van de bekoorlijkste meisjes die ik ooit heb gezien, onze kamer. Ze zal ongeveer vijfentwintig jaar geweest zijn, had donkerbruine ogen en een volmaakt figuurtje. Ze was met smaak gekleed en was volkomen beheerst in haar hele manier van doen.
‘Neemt u alstublieft plaats, mademoiselle > cursief?. Dit is mijn vriend, kapitein Hastings, die mij helpt bij mijn kleine probleempjes.’
‘Ik ben bang dat ik vandaag met een groot probleem bij u kom, monsieur Poirot,’ zei het meisje, dat een elegante, korte reverence voor mij maakte, voor ze ging zitten. ‘Ik wed dat u het al in de krant hebt gelezen. Het betreft namelijk de diefstal van Vrijheidsobligaties aan boord van de Olympia.’
Poirot moet enige verwondering hebben getoond, want vlug vervolgde ze: ‘U zult zich ongetwijfeld afvragen wat ik te maken heb met een zakelijke instelling als de bank van Londen en Schotland? In zeker opzicht niets, in ander opzicht álles. U moet weten, monsieur Poirot, dat ik verloofd ben met meneer Philip Ridgeway….’
‘Ah, juist, en meneer Philip Ridgeway…’
‘Was persoonlijk belast met het toezicht op en de verantwoordelijkheid voor de Vrijheidsobligaties op het moment van de diefstal. Hem treft natuurlijk geen enkele blaam, omdat hij er niets aan kon doen. Niettemin is hij er nogal door van streek, omdat zijn oom volhoudt dat Philip zo dom moet zijn geweest te zeggen dat hij ze bij zich had. Dat is natuurlijk erg nadelig voor zijn carrière.’
‘Wie is die oom van hem?’
‘Meneer Vavasour, een van de twee president-directeuren van de Bank van Londen en Schotland.’
‘Ik stel u voor, juffrouw Farquhar, dat u mij het hele verhaal eens rustig achter elkaar vertelt.’
‘Heel graag. Zoals u misschien weet, wilde de bank haar kredieten in Amerika uitbreiden. Daartoe besloot zij een bedrag van een miljoen dollar in Vrijheidsobligaties naar Amerika over te brengen. Meneer Vavasour liet zijn neef deze kostbare zending overbrengen. Philip bekleedt al jarenlang een vertrouwenspositie bij de bank. Hij is van alle bijzonderheden op de hoogte en kende ook de banktransacties in New York. De Olympia vertrok de 23e uit Liverpool. Op die morgen werden hem de obligaties ter hand gesteld door de twee directeuren, meneer Vavasour en meneer Shaw. Ze werden zorgvuldig uitgeteld en in een pakket gestopt, dat in zijn tegenwoordigheid werd verzegeld. Dat verzegelde pakket deed hij meteen in zijn valies.’
‘Een valies met een doodgewoon slot?’
‘Nee, meneer Shaw had er zelf voor gezorgd dat er een bijzonder slot op was gemaakt door de firma Hubbs. Philip heeft het pakket op de bodem van dat valies gelegd. Daar is het uit gestolen, enkele uren voor ze in New York aankwamen. Het hele schip is grondig doorzocht, maar de obligaties zijn niet gevonden. Ze lijken spoorloos verdwenen!’
Poirot trok een grimas. ‘Maar toch niet zo spoorloos, naar ik begrepen heb. Nog geen half uur nadat de Olympia binnen was gelopen, werden ze in kleine hoeveelheden verkocht. Ik moet nu zo snel mogelijk met meneer Ridgeway in contact komen.’
‘Ik wilde u juist voorstellen met me te gaan lunchen in de Cheshire Cheese. Philip komt daar ook. Hij weet dat hij mij daar zal treffen, maar hij weet nog helemaal niet dat ik u in de arm heb genomen.’
Het voorstel van juffrouw Farquhar vond instemming en we namen een taxi naar het restaurant. Meneer Philip Ridgeway was er al en keek hoogst verbaasd toen hij zijn verloofde in gezelschap van twee wildvreemden zag arriveren. Het was een sympathieke jongeman, slank, fijne gelaatstrekken, een beetje grijs aan de slapen, hoewel hij nauwelijks boven de dertig kon zijn. Juffrouw Farquhar legde haar hand op zijn arm.
‘Je moet het me maar niet kwalijk nemen dat ik buiten jou om je belangen ben gaan behartigen, Philip,’ zei ze. ‘Mag ik je voorstellen aan monsieur Poirot, van wie je wel gehoord zult hebben, en aan zijn vriend, kapitein Hastings.’
Ridgeway keek heel erg verbaasd. ‘Het spreekt vanzelf dat ik veel van u gehoord heb, monsieur Poirot,’ zei hij, ons de hand drukkend. ‘Maar ik had er geen moment aan gedacht dat Esmée bij u om raad zou gaan vragen over de moeilijke situatie waarin ik verkeer.’
‘Ik was bang dat je bezwaar zou maken, Philip,’ zei juffrouw Farquhar onderdanig.
‘Daarom heb je de veiligste methode maar gekozen,’ vervolgde hij met een glimlach. ‘Ik hoop van harte dat monsieur> cursief? erin zal slagen wat licht in de duisternis te brengen, want ik kom er eerlijk voor uit dat ik bijna gek word van alle zorg en beroerdigheid.’
Zijn gezicht vertoonde werkelijk de sporen van zorg en nervositeit.
‘Kom, kom,’ zei Poirot. ‘Laten we eerst maar eens gaan eten en dan onze hoofden eens bij elkaar steken. Dan komen we er gezamenlijk wel uit, zou ik denken. Allereerst hoor ik het hele verhaal graag nog eens uit meneer Ridgeway’s mond.’
Terwijl we ons bezighielden met de voortreffelijke runderlappen en de gerenommeerde nierpastei, vertelde Philip Ridgeway de omstandigheden die tot de diefstal van de obligaties hadden geleid. Zijn lezing kwam tot in bijzonderheden overeen met wat juffrouw Farquhar ons al had verteld. Toen hij uitgesproken was, nam Poirot hier en daar een draadje van het verhaal weer op.
‘Hoe ontdekte u precies dat de obligaties gestolen waren, meneer Ridgeway?’ vroeg hij.
Hij lachte nogal bitter. ‘Het gaapte me letterlijk aan, monsieur Poirot. Toen ik namelijk mijn hut binnenkwam, stak mijn valies half onder mijn bed uit, bekrast en gescheurd, waaruit duidelijk bleek dat er pogingen waren gedaan om het slot te forceren.’
‘Maar ik meende begrepen te hebben dat ze het slot met een sleutel hadden opengekregen?’ merkte Poirot op.
‘Dat is ook zo. Ze hebben het slot eerst willen forceren, maar dat is ze niet gelukt. Tenslotte moeten ze het op de een of andere manier open hebben gekregen.’
‘Curieux!’ zei Poirot, wiens ogen begonnen te glinsteren met iets van die groene glans die ik zo goed van hem kende. ‘Heel merkwaardig. Ze verliezen eerst veel tijd met vergeefse pogingen om het slot te forceren… en dan – sapristi – merken ze dat ze de sleutel bij zich hebben! Elk slot van Hubbs is toch op zichzelf een unicum?’
‘Dat is juist de reden waarom ze geen sleutel kónden hebben! Ik heb overdag en ’s nachts mijn sleutel geen moment weggelegd!’
‘Weet u dat zeker?’
‘Dat zweer ik u. Maar bovendien: áls ze de sleutel hadden of een duplicaat ervan, waarom zouden ze dan eerst hun tijd verprutst hebben met een poging om een slot dat zich duidelijk niet laat forceren, te forceren?’
‘Juist, dat is precies de vraag die we ons moeten stellen. Ik waag het te zeggen dat de ontknoping van het raadsel, als we die mochten vinden, geheel afhangt van ons antwoord op die vraag! Ik verzoek u mij niet naar de keel te vliegen als ik nu nog één vraag stel: Bent u er volkomen zeker van dat u het valies niet per ongeluk vergeten hebt te sluiten?’
Philip Ridgeway keek hem alleen maar aan en Poirot maakte al een verontschuldigend handgebaar.
‘O, zoiets kan gebeuren, dat verzeker ik u. Goed dan, de obligaties zijn uit dat valies gestolen. Wat heeft de dief er verder mee gedaan? Hoe is hij ermee aan wal gekomen?’
‘Ah!’ riep Philip uit: ‘Dat is nu juist de hele kwestie! Hoe is het mogelijk geweest? Onmiddellijk heeft de douane een seintje gekregen en iedereen die aan wal stapte, is gefouilleerd.’
‘Die obligaties vormden, als ik het wel heb, een omvangrijk pakket?’
‘Inderdaad. Aan boord zouden ze onmogelijk verstopt kunnen zijn. Trouwens, dat is niet het geval gebleken, want ze zijn al binnen een half uur na aankomst van de Olympia verhandeld, lang voordat ik Wall Street de nummers van de gestolen stukken had kunnen overseinen. Een commissionair houdt zelfs vol dat hij er al een paar gekocht heeft vóór de aankomst van de Olympia. Maar je kunt nog geen obligaties per radio leveren!’
‘Niet per radio, maar was er een sleepboot of loodsboot langszij gekomen?’
‘Alleen de boten van de havenautoriteiten, en dat pas nadat we alarm hadden geslagen en iedereen dus op zijn qui-vive was. Ik stond zelf op de uitkijk om te zien of er wellicht iets van hand tot hand kon gaan. Grote hemel, monsieur Poirot, ik word er gewoon gek van. Wilt u wel geloven dat er mensen zijn die denken dat ik ze zelf heb verduisterd?’
‘Maar u zult toch zelf ook wel zijn gefouilleerd bij het ontschepen, zou ik denken?’ informeerde Poirot op vriendelijke toon.
‘Jazeker!’ De jonge man keek hem verbouwereerd aan.
‘U begrijpt, geloof ik, niet waar ik heen wil,’ zei Poirot met een raadselachtig lachje. ‘Ik zou nu dolgraag een paar inlichtingen hebben van de bank zelf.’
Ridgeway haalde een kaartje voor de dag en krabbelde er een introductie op. ‘Als u dat laat zien, zal mijn oom u dadelijk ontvangen.’
Poirot bedankte hem, nam afscheid van juffrouw Farquhar en samen liepen we rechtstreeks naar Threadneedle Street waar het hoofdgebouw van de Bank van Londen en Schotland staat. Op vertoon van het kaartje van Ridgeway werden we door een doolhof van bureaus en lessenaars, uitbetalende en incasserende klerken meegenomen naar een klein vertrek op de eerste verdieping, waar beide directeuren ons te woord stonden. Het waren allebei heren op leeftijd, vergrijsd in dienst van de bank. Vavasour droeg een kort wit baardje, Shaw had een gladgeschoren gezicht.
‘Als ik het wel heb, bent u een particulier detective die niets met de politie te maken heeft?’ vroeg Vavasour. ‘Juist, zeer juist. Wij hebben, zoals u zult begrijpen, de zaak aan Scotland Yard in handen gegeven. Inspecteur McNeil is met het onderzoek belast. Een hoogst bekwaam ambtenaar, is mijn indruk.’
‘Ongetwijfeld,’ antwoordde Poirot beleefd. ‘Staat u mij toe u een paar vragen te stellen ten behoeve van uw neef? Dat slot, dat u speciaal bij Hubbs had laten maken…’
‘Dat heb ik zelf besteld,’ zei Shaw. ‘Dat heb ik aan geen bediende willen overlaten. Wat de sleutels betreft, meneer Ridgeway had de éne> is het accent hier niet wat overdreven? Zit al enige vorm van nadruk in het woord ene. en de twee andere sleutels berustten respectievelijk bij mijn collega en mij.’
‘Kon er geen bediende bij komen?’
Shaw keerde zich naar Vavasour. ‘Ik geloof wel dat ik kan zeggen dat ze geen moment de safe hebben verlaten sinds wij ze er op de 23e in hebben gelegd,’ verklaarde Vavasour hierop. ‘Mijn collega is helaas een dag of veertien geleden ziek geworden – kort nadat Philip vertrokken was. Hij is net weer op kantoor.’
‘Een zware bronchitis is geen grapje voor iemand op mijn leeftijd,’ zei meneer Shaw op ernstige toon. ‘Maar ik ben alleen bang dat meneer Vavasour gedurende mijn afwezigheid wat overwerkt is geraakt, vooral doordat deze onverwachte diefstal er nog bovenop kwam.’
Poirot stelde nog enkele vragen. Ik dacht dat hij de mate van vertrouwelijkheid tussen oom en neef trachtte te peilen. De antwoorden van meneer Vavasour waren kort en bondig. Zijn neef was een zeer vertrouwd employé, die er, voor zover hij wist, geen schulden op na hield. Hem waren soortgelijke opdrachten al eens eerder toevertrouwd. Tenslotte werden we beleefd de deur weer uitgeleid.
‘Zeer teleurstellend!’ zei Poirot, toen we weer op straat stonden.
‘Had je gehoopt meer te weten te komen?’ vroeg ik. ‘Het zijn een paar gesloten kerels!’
‘Het is niet zozeer hun geslotenheid die teleurstellend is, mon ami. Nee, het hele geval is zeer teleurstellend, omdat het zo doodeenvoudig is!’
‘Doodeenvoudig zeg je?’
‘Ja, vind jij het ook niet kinderlijk eenvoudig?’
‘Weet jij dan wie de obligaties heeft gestolen?’
‘Jazeker.’
‘Maar dan – moeten we – waarom wachten we dan?’
‘Niet zo stotteren, Hastings. Voorlopig moeten we helemaal niets doen.’
‘Maar waarom dat? Waar wil je op wachten?’
‘Op de Olympia. Die hoort dinsdag weer uit New York terug te zijn.’
‘Maar als je weet wie het gedaan heeft, waarom zou je dan wachten. De dader kan vluchten…’
‘Naar een eiland in de Stille Zuidzee, waar ze hem niet zullen uitleveren, dacht je? O nee, mon ami, hij zou het leven daar niet aanlokkelijk vinden. Ja, waarom ik wil wachten… voor het intellect van Hercule Poirot is dat inderdaad volmaakt overbodig, maar terwille van anderen, die minder door de natuur begiftigd zijn – inspecteur McNeil bijvoorbeeld – zou het wel eens nodig kunnen blijken van tevoren enkele feiten vast te stellen. We moeten ons nu eenmaal aanpassen aan onze minder begaafde soortgenoten.’
‘Verdraaid, Poirot! Wil je wel geloven dat ik er een lieve duit voor over zou hebben als jij nog eens een figuur als modder sloeg? Al was het maar één keer in je leven. Je bent zo grenzeloos verwaand!’
‘Hou je kalm, Hastings. In feite merk ik best dat je mij op sommige ogenblikken bijna verafschuwt! Helaas, dat is de tol die een genie moet betalen.’
De kleine man zette zijn borst op als een doffer en zuchtte zo komiek dat ik in lachen uitbarstte.
Dinsdag zaten we in een eersteklascoupé van de sneltrein naar Liverpool. Poirot had, om me te straffen, geweigerd me ook maar enige inlichtingen te verstrekken, zowel over zijn vermoedens als over de dingen die hij echt wist. Hij deed alleen erg verwonderd dat ik niet evenzeer au fait was als hij zelf. Ik achtte het beneden mijn waardigheid verder met hem in discussie te treden en verborg mijn nieuwsgierigheid achter een muur van geveinsde onverschilligheid.
Eenmaal aangekomen op de aanlegsteiger waaraan de grote oceaanstomer afgemeerd lag, werd Poirot vlug en beweeglijk. Achtereenvolgens ondervroegen we vier hofmeesters en informeerden naar een kennis van Poirot die ook op de 23e met de Olympia in New York was aangekomen.
‘Een heer op leeftijd, met een bril op. Een halve invalide, die zelden zijn hut uitkwam.’
Deze beschrijving bleek te kloppen met een zekere meneer Ventnor, die de overtocht in hut C 24 had gemaakt. Dat bleek de hut naast die van Philip Ridgeway te zijn. Hoewel ik er niet achter kon komen hoe Poirot van het bestaan en het uiterlijk van deze meneer Ventnor kon hebben gehoord, was ik zeer opgewonden.
‘Vertel eens,’ riep ik uit. ‘Was deze heer een van de eersten die in New York aan land ging?’
De hofmeester schudde ontkennend het hoofd. ‘Integendeel, meneer, hij was een van de allerlaatsten.’
Ik trok me ontmoedigd terug en zag Poirot tegen me lachen. Hij bedankte de hofmeester, drukte hem een bankbiljet in de hand, en we vertrokken weer.
‘Alles goed en wel,’ merkte ik op, ‘maar dat laatste antwoord moet jouw kostelijke theorieën toch ondersteboven hebben gegooid. Je kunt lachen zoveel je wilt!’
‘Zoals gewoonlijk heb je niets in de gaten, Hastings! Dat laatste antwoord was juist het sluitstuk van mijn theorie!’
Ik hief mijn handen in wanhoop ten hemel en riep: ‘Nu geef ik het op!’
Toen we weer in de trein naar Londen zaten, zat Poirot een paar minuten druk te schrijven. Dit geschrift sloot hij zorgvuldig in een envelop.
‘Dat is voor die brave inspecteur McNeil. We zullen het en passant even bij Scotland Yard aanreiken en dan rijden we meteen door naar het Rendez-Vous restaurant, waar ik juffrouw Esmée Farquhar heb uitgenodigd met ons te komen eten.’
‘En Ridgeway dan?’
‘Wat wou je van hem?’ vroeg Poirot met een ondeugend lichtje in zijn ogen.
‘Wel, je meent toch niet… je kunt toch niet…’
‘Je zinsbouw wordt te onsamenhangend, Hastings. Dat is me de laatste tijd al vaker opgevallen. Ik heb wel degelijk aan Ridgeway gedacht. Eerst als de mogelijke dief, wat heel goed had gekund. Dat zou bepaald een charmant tintje aan de zaak hebben gegeven.’
‘Niet bepaald charmant voor juffrouw Farquhar.’
‘Daarin zou je gelijk kunnen hebben. Daarom is het veel beter zo. Laten we het geval samen eens nagaan, Hastings. Ik zie aan je gezicht dat je barst van nieuwsgierigheid. Het verzegelde pakket is dus uit het valies van Ridgeway verdwenen. Spoorloos, zoals juffrouw Farquhar het noemde. Die theorie zullen we terzijde schuiven, omdat die geen hout snijdt. We moeten nagaan wat er waarschijnlijk mee is gebeurd. Iedereen is het erover eens, dat het vrijwel onmogelijk ongemerkt aan land kon worden gesmokkeld.’
‘Ja, maar we weten toch…’
‘Jij mag het misschien weten, Hastings. Ik niet. Ik blijf van oordeel dat het onwaarschijnlijk leek en ook onwaarschijnlijk wás. Er blijven slechts twee mogelijkheden over: óf het is aan boord verstopt gebleven – ook heel moeilijk aan te nemen – óf het werd overboord gegooid.’
‘Aan een kurk, om te blijven drijven, bedoel je?’
‘Zonder kurk.’
Ik keek hem met wijd open ogen aan. ‘Maar als de obligaties overboord waren gegooid, zouden ze toch nooit in New York verhandeld zijn?’
‘Je logica is bewonderenswaardig, Hastings. De obligaties zijn in New York in de handel gebracht, ergo waren ze niet overboord gegooid! Snap je nu waar dit toe leidt?’
‘Naar ons uitgangspunt!’
‘Jamais de la vie! Als het pakket overboord was gegooid en de obligaties in New York werden verhandeld, konden ze nooit in dat pakket hebben gezeten! Welk bewijs hebben we dat het pakket ooit die obligaties bevatte? Bedenk wel, dat Ridgeway het pak nimmer heeft geopend nadat het hem in Londen was overhandigd.’
‘Ja, maar toen…’
Poirot zwaaide ongeduldig met een hand door de lucht. ‘Sta het me toe verder te gaan. Die effecten zijn voor het laatst gezien in de directiekamer van de Bank van Londen en Schotland op de morgen van het vertrek. Ze duiken weer op in New York, een half uur na aankomst van de Olympia en, volgens de verklaring van één getuige, waaraan niemand geloof heeft gehecht, zelfs een half uur vóór de Olympia is aangekomen.
Als we dus eens veronderstellen, dat ze geen ogenblik aan boord van de Olympia zijn geweest! Zouden ze dan ook op een andere wijze in New York kunnen zijn aangekomen? Zeker. Daar hebben we bijvoorbeeld de Gigantic, die uit Southampton is vertrokken op dezelfde dag als de Olympia uit Liverpool, en die voert de blauwe wimpel, omdat het de snelste oceaanstomer is. Als ze dus met de Gigantic waren gegaan, zouden ze net een dag vóór de Olympia in New York zijn aangekomen. Nu wordt er veel duidelijk. Er komt licht in de zaak. Het verzegelde pakket van Ridgeway is alleen maar een schijnpakket geweest, dat ten kantore van de bank in Londen in de plaats moet zijn geschoven van het echte pakket. Très bien! Het echte pakket wordt naar New York gezonden, naar het adres van een medeplichtige, met de instructies om meteen met de verkoop van de stukken te beginnen op het moment dat de Olympia binnenloopt. Tegelijkertijd moet er één persoon aan boord van de Olympia zijn meegereisd om de diefstal te ensceneren!’
‘Waarom dat?’
‘Wel, als Ridgeway eenvoudig een pakket met waardeloze papieren onderin zijn koffer had gevonden, zou immers direct het vermoeden zijn gerezen dat er op het kantoor in Londen een verwisseling had plaatsgevonden? Nee, de man aan boord, in de aangrenzende hut, doet zijn werk, pretendeert op een opvallende manier het slot te forceren, zodat de diefstal direct de aandacht zal trekken, opent het slot in werkelijkheid met een duplicaatsleutel, gooit het pakje overboord en wacht tot hij de laatste is die van boord gaat. Natuurlijk draagt hij een bril om zijn ogen te verbergen en natuurlijk is hij een invalide, omdat hij het risico niet wil lopen Ridgeway te ontmoeten. Hij gaat in New York aan land en keert met de eerste de beste beschikbare boot weer terug.’
‘Maar wie is die man dan geweest?’
‘Degene die de beschikking had over een tweede sleutel, degene die persoonlijk het slot op het valies heeft laten zetten, degene die beweerde enige weken met bronchitis in bed te hebben gelegen – enfin, die keurige oude heer Shaw, die we ontmoet hebben. Misdadigers vind je soms op de hoogste posten, Hastings. Ah, we zijn er. Mademoiselle, we hebben de dader! Staat u mij toe?’
Stralend van voldoening gaf Poirot het stomverbaasde meisje een lichte kus op beide wangen.